
Waarom Tolkien een hekel had aan Dune
Goed vs. Kwaad in verhalen
J.R.R. Tolkien sprak zelden harde oordelen uit over zijn tijdgenoten. Maar in een niet-verzonden brief maakte hij een uitzondering—hij schreef dat hij Frank Herbert’s Dune “met enige intensiteit” niet mocht.
Op het eerste gezicht is dat een raadselachtige uitspraak. Dune is een episch verhaal over profetie en macht, een rijk uitgewerkte wereld met eigen talen, genealogieën en geschiedenissen. In veel opzichten lijkt het een natuurlijke verwant van The Lord of the Rings—een epos over lotsbestemming en leiderschap tegen de achtergrond van het verval van beschavingen.
Tolkien legde nooit uit waarom hij zo’n sterke afkeer had, maar het is duidelijk dat Dune iets totaal anders vertegenwoordigde. Het bood een morele visie die hij gevaarlijk vond—een wereld waarin macht gelijk staat aan recht, en morele helderheid wordt opgeofferd voor pragmatische doelen.
En deze visie stond haaks op die van Tolkien’s meesterwerk…
Tegenovergestelde morele universums
Dune begint met een klassiek verhaal van verraad en wraak. Huis Atreides wordt vernietigd door een keizerlijk complot, en Paul, de erfgenaam, ontsnapt de woestijn in. Daar wordt hij een messiaanse figuur onder de Fremen, leidt hij een opstand en beklimt uiteindelijk de keizerlijke troon.
Het klinkt allemaal heroïsch—tot je beter kijkt.

Pauls opkomst is doordrenkt met morele dubbelzinnigheid. Om de toekomst van zijn volk veilig te stellen, ontketent hij een heilige oorlog die het heelal zal overspoelen en miljarden levens zal eisen. Hij ziet dit lot in visioenen en wil het niet, maar accepteert het toch. De jihad wordt een noodzakelijk kwaad, gerechtvaardigd door het uiteindelijke resultaat.
Met andere woorden, Paul omarmt een consequentialistische moraal: wat telt is niet of een handeling op zichzelf goed of slecht is, maar of ze een gunstig resultaat oplevert. Als lijden nu leidt tot vrede later, dan is het lijden gerechtvaardigd. Als geweld nu stabiliteit garandeert, dan is geweld de prijs van orde.
En hij is niet de enige. Veel van de invloedrijkste werken in moderne fantasy volgen deze lijn. In A Game of Thrones liegen, moorden en verraden personages—all in dienst van een zwak gedefinieerd “groter goed.” In Dune is moraliteit een instrument, gevormd door degenen die sterk genoeg zijn om de toekomst te bepalen.
Dit staat precies haaks op hoe Tolkien de wereld zag.
In The Lord of the Rings zijn de belangrijkste daden niet degene die succes brengen, maar degene die juist zijn. Frodo weet bijvoorbeeld niet of hij de Doemberg zal bereiken, laat staan of hij zijn queeste zal overleven. Maar hij besluit toch om te gaan:
“Ik zal de Ring dragen, al weet ik de weg niet.”

Frodo’s deugd ligt juist in zijn bereidheid om het onbekende tegemoet te treden. Want zelfs als hij niet weet wat er zal gebeuren, weet hij dat het het juiste is om te doen. Zijn queeste is niet goed omdat deze gegarandeerd zal slagen, maar omdat ze het kwaad weerstaat.
Tolkien was, in moderne termen, een deontoloog: iemand die geloofde dat handelingen moreel of immoreel zijn op basis van hun inherente aard, niet op basis van hun resultaat. Voor hem ging morele keuze niet over berekening, maar over trouw blijven aan het goede.
Het contrast is scherp. Paul Atreides omarmt zijn lotsbestemming door macht te gebruiken om de wereld te hervormen. Frodo omarmt zijn lotsbestemming door macht te weerstaan—en erop te vertrouwen dat het goede kan zegevieren, zelfs als hij faalt.
Macht, Voorzienigheid en de ‘lange nederlaag’
Weinig symbolen in fictie zijn zo krachtig als Tolkien’s Ring van Macht. Iedereen die hem aanraakt, wordt erdoor verleid—de Ring biedt totale controle en absolute overwinning. Zelfs de wijzen, zoals Gandalf en Galadriël, weigeren hem uit angst dat ze in hun poging om goed te doen, zelf tirannen zouden worden.
In Dune neemt Paul deze (metaforische) Ring vrijwillig op en gebruikt hem. Hij leidt, transformeert en overwint. Het universum buigt naar zijn visie. Hij lijdt eronder en twijfelt eraan, maar hij wijst de roeping om te heersen nooit echt af.
Vergelijk dat met Midden-aarde, waar Tolkien’s helden het tegenovergestelde doen. Wanneer Frodo de Ring aan Aragorn aanbiedt, weigert hij. Zelfs Sam, bescheiden als hij is, voelt de macht van de Ring—en laat hem los.
In Tolkien’s wereld ligt ware grootsheid in ontzegging. Ware kracht ligt in terughoudendheid.

Maar de morele verschillen tussen de twee verhalen gaan nog dieper. Tolkien’s begrip van goed en kwaad gaat verder dan de nederigheid van zijn helden, en raakt aan de kern van Midden-aarde zelf.
Hier komt zijn idee van de “lange nederlaag” van de geschiedenis naar voren…